Om enkele belangrijke vraagstukken het hoofd te bieden, moet ‘ervarenheid’ – grey – ‘nieuwkomers’ – green – helpen. In zowel de raad van bestuur als raad van commissarissen.

Door Gerard van Vliet, directeur NCD

We slagen er in Nederland niet in een blijvende voorsprong op te bouwen. Naast de infrastructuur, beveiliging en inhoud laten ook onderwijs, innovatie en investeringen het afweten. Maar het voornaamste is nog dat veel bedrijven er niet in slagen te profiteren van de digitale kansen die er liggen. Twintig jaar geleden waren we een voorloper, maar het lijkt erop dat het World Online-drama (2000) alle digitale appetijt heeft weggenomen… De vraag is nu dan ook of we het opgeven of dat we de uitdaging oppakken?

Doe-lijstje

Het zou in mijn ogen een ramp zijn als we het echt zouden opgeven. De immense welvaart die we genieten zou ik graag in stand willen houden. Jij niet? Dan is wel de voorwaarde dat we alle digitale en technologische ontwikkelingen ferm omarmen en ze boven aan ons doe-lijstje zetten.
Ik maak me niet druk over big data, 3D-printing of cloudservices: die hobbelen wel mee. Nee, het gaat wat mij betreft over een stapje verder, over Robotics, alle vormen van artificial intelligence, sensortechnologie en het internet of things.

Als we de digitalisering gedegen doen, brengt het meer werkgelegenheid (in plaats van minder), geeft het ons welvaart (en daardoor prioriteit voor duurzaamheid) en geeft het ons en passant mogelijkheden om ons sociale systeem, ondanks de vergrijzing, te verrijken.
In een sterk vergrijzend land kun je met name robotica, sensors, AI en IoT inzetten om bijvoorbeeld langer thuis te kunnen blijven wonen, zorg op afstand mogelijk te maken, eenzaamheid te verminderen of preventie écht op te pakken. Heb je je ooit afgevraagd waarom Japan zich hierin bekwaamt? Daar is de vergrijzing met meer dan 30 procent van de bevolking boven de 65 jaar het grootste ter wereld.

Wat vraagt dat?

Wil je de switch maken naar digitalisering dan zijn leren, innoveren en investeren de voornaamste drivers. Gek genoeg niet de weerstand tegen verandering. Collectief is de Nederlander het voor 80 procent eens dat we meer technologie zullen moeten omarmen – wat natuurlijk niks zegt over onze individuele bereidheid. Het zal jouw baan maar wezen die door digitalisering of robotisering verdwijnt.

Wil je meegaan in de omschakeling, dan zul je een andere skillset moeten hebben en dus moeten (af- of bij)leren. Dat vraagt nogal wat van ons onderwijs, denk aan aan andere leermethoden en leervormen. Enerzijds moet het de jeugd voorbereiden op een STEM-toekomst (Science, Technology, Engineering en Maths), anderzijds moet het volwassenen bijscholen – om nog maar te zwijgen van de noodzaak om de top van het bedrijfsleven te confronteren met een ‘do- or die’-aanpak. Want zonder visie, en dus digital-business-sense, kom je er niet als bestuurder.
Maar wanhoop niet. Bij bedrijven  in de facilitaire sector zal meer dan genoeg werkgelegenheid zijn om de ‘afvallers’ een job te geven.

Naast leren is innoveren aan de orde. Dat is de kunst om met iedereen in een bedrijf aan te voelen wat er gaat veranderen, daarop te anticiperen en net op tijd aan te passen aan de nieuwe omstandigheden. Prenovation, ofwel preventieve innovatie dus. Geen klusje voor ‘de portefeuillehouder’, Hoofd R&D of de externe adviseur, maar voor iedereen. Want als het breed is verankerd in een organisatie, zal ook de verandering veel makkelijker verlopen.

Leren en innoveren zijn op zich leuke verdiensten, maar zonder investeren waardeloos. En dan komen we bij het heikele punt. Nederland is geen ondernemersland. Als handelaren en dominees barsten we van het geld, maar we investeren pas als iets een succes is. Tussen het informele circuit van familie en zogenoemde ‘business angels’ en de serieuze investeringsclubs zit niks. Zelfs bij de crowd funders zie je ‘de zekerheid’ en de garantie van je rente of dividend overheersen. Met name waar het gaat om lefkapitaal is Nederland een achterlijk land. Met als gevolg dat na de startupfase (als je die al overleeft) een mijnenveld wacht. Geen wonder dat veelbelovende initiatieven naar het buitenland kijken.

We gaan ervoor

Hoe zielig het investeringsklimaat en de investeringsbereidheid in Nederland zijn, moge blijken uit het verheugende bericht dat er 100 miljoen euro beschikbaar wordt gesteld vanuit het ‘Dutch Growth Co-Investment Programme’ door EIF (het Europese investeringsfonds) en NIA (Nederlands Investerings Agentschap). Die hopen daarmee investeringsfondsen te verleiden er nog eens 100 miljoen bij te doen.

Als er vervolgens een initiatiefnemer van een groeibedrijf in de farma zich aandient bij het Nederlandse initiatief met de vraag om 200 miljoen euro voor zijn beoogde groei, dan krijgt hij vermoedelijk nul op request! Nu valt het ook niet mee om als overheidsbestuurders iets te begrijpen waar je volstrekt geen inzicht in hebt. Er is dus meer geld nodig, dat bovendien beter wordt besteed.

Stroomlijnen, voorlichten, stimuleren en garanderen zijn de te gebruiken woorden in dat kader. Op nationaal, maar ook regionaal en lokaal niveau is het belangrijk om zichtbaar te maken welke waardevolle initiatieven van en voor groeibedrijven er zijn. Potentiële investeerders kunnen met een kwaliteitsgarantie die daaraan verbonden is omzeilen dat ze het slachtoffer worden van de verkeerde (greedy) partijen. Nationaal, regionaal en lokaal kunnen initiatieven zich toespitsen op activiteiten die juist op die schaal bevorderd moeten worden. Mix-fondsen, waarmee de overheid investeringen aanvult of garandeert, kunnen als vliegwiel functioneren. Maar het kan ook simpelweg blijven bij het faciliteren van de belastingdruk (geïnvesteerd geld niet belast en bij onverhoopt verlies compensatie).

Grey Meets Green

Het echte geheim zit overigens maar voor een deel in het geld, hoe welkom lefkapitaal ook is. De ware crux zit in de formule ‘Grey meets Green’, ofwel ervaren ondernemers helpen nieuwkomers. En dan heb ik het niet over topbestuurders (die nog nooit hebben ondernomen), nepondernemers (die financieel willen profiteren) of hoogheden (hoe goed bedoeld ook). Nee, het zijn de ondernemers die daadwerkelijk op hun bek zijn gegaan en hun eigen (laatste) centen hebben uitgegeven om iets mogelijk te maken. Zij kunnen hun jongere collega’s helpen.
Zoals ik zelf altijd zeg als ik in zo’n situatie zit: “Om te bevorderen dat je de geijkte fouten zo snel mogelijk en zo goedkoop mogelijk maakt. Fouten maken is helaas onvermijdelijk en elke keer weer een waardevolle les.” Door de ‘Grey meets Green’-opzet geef je ook een signaal af aan de (investerende) buitenwereld dat de ‘tent en de vent’ wel goed zit.

Wij(s)-heid

Deze vorm van samenwerking is voor mij ook een voorbeeld van Wij(s)-heid. Door de som, de wij, van de kennis en inzichten van zowel Grey als Green kom je gezamenlijk tot wijsheid die je nodig hebt. Green leert van de ondernemerservaringen van Grey, terwijl Grey en passant inspiratie en inzichten opdoet van Green. Win-win.

Een dergelijke opzet hebben we al vanuit de NCD (Nederlandse vereniging van Commissarissen en Directeuren) in de vorm van een kitchen cabinet, een ‘RvC light’. Zonder de formaliteiten en beperkingen van een échte RvC. Geen controle en achterhaalde wijsheden, maar inspiratie, coaching en advisering (zonder uitvoering). Bij de DGA-groep binnen de NCD is iedereen zonder uitzondering bereid groeicollega’s ook incidenteel bij te staan.

Tel uit je winst!