De effectiviteit van raden van commissarissen wordt bepaald door sociale processen en groepsdynamiek: actief informatie halen en brengen, constructieve kritiek durven uiten en gedeelde verantwoordelijkheid, zo blijkt uit internationaal literatuuronderzoek van Brigitte Kroon, Tilburgs Instituut voor Familiebedrijven, een samenwerkingsverband van Tilburg University en PwC.

De vraag naar de toegevoegde waarde van een raad van commissarissen (rvc) is zowel vanuit praktisch als vanuit wetenschappelijk oogpunt interessant. Dit artikel belicht onderzoek dat inzicht geeft in de aard en oorzaken van de effectiviteit van raden van commissarissen in relatie tot de (financiële) prestaties van organisaties. Decennialang heeft in onderzoek naar effectief toezicht de nadruk gelegen op structurele kenmerken van de raad van commissarissen als voorwaarde voor goed functioneren, geïnspireerd door de agency-theorie. Die gaat ervan uit dat de rvc het mandaat heeft gekregen van aandeelhouders en andere stakeholders om hun belangen te behartigen door het houden van onafhankelijk toezicht op het bestuur. Daardoor werd bijvoorbeeld verondersteld dat een raad van commissarissen beter functioneert indien er buitenstaanders in het team zitten, of wanneer toezicht en bestuur duidelijk van elkaar gescheiden zijn. Een overzicht van bestaand onderzoek naar de effecten van de samenstelling van de raad van commissarissen op organisatieprestaties laat echter slechts kleine effecten zien.

Samenwerking versus samenstelling

Dit betekent dat andere factoren een belangrijkere rol spelen in het verklaren van de effectiviteit van raden van commissarissen. Rodrigo Basco (American University of Sharjah) en Wim Voordeckers (Hasselt University) concludeerden in hun onderzoek in 2015 dan ook dat de samenstelling van een raad van commissarissen slechts een graadmeter is voor andere variabelen, zoals het gedrag van commissarissen en sociale processen in de raad. Factoren als deze bepalen uiteindelijk of er optimaal geput wordt uit de kennis en kunde van commissarissen. Dit inzicht impliceert dat effectiviteit specifieker gedefinieerd dient te worden.

Wat is effectiviteit: organisatieresultaten of taakprestaties?

Hoe het functioneren van een RvC zich exact verhoudt tot winst en ondernemingswaarde is lastig te bepalen, omdat bedrijfsprestaties door veel meer factoren worden beïnvloed dan alleen een raad van commissarissen. Recent internationaal onderzoek concentreert zich daarom op prestaties van raden van commissarissen die direct samenhangen met de inbreng van en samenwerking tussen individuele commissarissen. Het accent in onderzoek verschuift dus van lastig beïnvloedbare uitkomsten (zoals de winst van de gehele organisatie) naar direct door de raad van commissarissen beïnvloedbare taakprestaties. Als maatstaf voor een goede taakprestatie geldt het met voldoende zorg uitvoeren van de wettelijke controlefunctie, in combinatie met het adviseren van het management. Adviestaken zijn bijvoorbeeld het ondersteunen van het bestuur bij het nemen van belangrijke strategische beslissingen, het verkennen van nieuwe markten en het aanvullen van ontbrekende ervaring in het topmanagement met de aanwezige competenties in de rvc. Verschillende onderzoeken tonen aan dat een kwalitatief goede uitvoering van zowel controle- als adviestaken positief bijdragen aan de bedrijfsresultaten.

Van agency- naar small group-theorie

Omdat de agency-theorie onvoldoende inzicht biedt in hoe processen in de raad van commissarissen leiden tot een goede taakvervulling, wordt steeds vaker gebruikgemaakt van inzichten uit de sociale psychologie, ook wel ‘soft skills’ genoemd. Vooral theorieën over groepsdynamica en teamwork worden vaker toegepast. Het werk van Daniel Forbes (Carlson School of Management) en Frances Milliken (NYU Stern) aan het eind van de jaren negentig vormde een belangrijke mijlpaal in deze nieuwe kijk op de effectiviteit van raden van commissarissen. Het inzicht dat menselijk handelen in groepen niet rationeel is, maar wordt beïnvloed door subjectiviteit, normen en waarden, en conflicten leert dat de dynamiek binnen raden van commissarissen complex kan zijn en dat deze complexiteit de taakprestatie kan beïnvloeden. Small group-theorieën belichten welke sociale processen bijdragen aan een goede taakuitoefening door teams. Vooral de bereidheid om actief naar kennis of informatie te zoeken en deze te gebruiken, het durven uiten van opbouwende kritiek op elkaars mening en een gedeelde verantwoordelijkheid voor het bereiken van resultaten maken het verschil tussen effectieve en minder effectieve teams. Raden van commissarissen verschillen hierin niet van andere teams waarin mensen samen aan een opdracht werken.

Niet alleen het team, ook de omgeving

De specifieke omgeving waarin een raad van commissarissen opereert voegt echter additionele complexiteit toe en maakt dat internationale onderzoeken naar ‘board effectiveness’ niet altijd goed te vergelijken zijn. Zo is veel onderzoek gesitueerd in Angelsaksische landen, waar de bestuursstructuur afwijkt van het in Nederland gebruikelijke two-tier systeem. Echter, wanneer de raad van commissarissen wordt beschouwd binnen small group-theorieën, dan kunnen algemene aannamen over de interactie tussen de raad en de omgeving worden afgeleid. Zo kan bijvoorbeeld verwacht worden dat draagvlak bij belanghebbenden bijdraagt aan de effectiviteit van de raad van commissarissen (bijvoorbeeld bij het managementteam), evenals het beschikken over tijdige en volledige informatie (bijvoorbeeld over bedrijfsprocessen en financiën) en over voldoende middelen (zoals tijd voor en tijdens de vergaderingen en de voorbereiding daarvan). Draagvlak, informatie en middelen zijn echter niet vanzelfsprekend. Bijvoorbeeld in familiebedrijven kunnen familiebelangen even zwaar of zwaarder wegen dan bedrijfsbelangen en daarmee conflicteren. Dat kan een effectieve taakuitoefening van een raad van commissarissen doorkruisen.

Conclusie

De effectiviteit van raden van commissarissen wordt dus niet zozeer bepaald door structuurelementen als het bestuursmodel of de samenstelling, maar door de onderlinge verhoudingen en de kwaliteit van de samenwerking. Die bepalen of er voldoende draagvlak is voor de bijdrage van commissarissen en of toezichthouders voldoende toegang krijgen tot informatie en middelen om hun taak goed te kunnen uitvoeren. Soft skills zijn allang niet meer soft.