Operatie scheiding DAEB en niet-DAEB draagt bij aan herstel van vertrouwen in de woningcorporaties. Doelmatigheid van het scheidingsproces is echter onvoldoende.

In opdracht van het ministerie heeft ABDTOPconsult een evaluatie uitgevoerd van hoe de ‘scheiding DAEB en niet-DAEB’ is verlopen (Diensten van Algemeen Economisch Belang en Diensten van niet Algemeen Belang).  Het algemeen oordeel is dat de operatie scheiding DAEB en niet-DAEB op ruim voldoende wijze is gerealiseerd. Dit resultaat zal bijdragen aan herstel van vertrouwen in de woningcorporaties. De doeltreffendheid is goed en de legitimiteit is ruim voldoende. De doelmatigheid van het scheidingsproces is echter onvoldoende.

De vraag of de woningcorporaties hun focus scherp gericht hebben op hun kerntaken heeft – gevoed door incidenten – de afgelopen jaren de gemoederen danig bezig gehouden. De Woningwet 2015 heeft de woningcorporaties verplicht hun maatschappelijk georiënteerde activiteiten (de Diensten van Algemeen Economisch Belang) te scheiden van hun marktgerichte activiteiten (de diensten van niet Algemeen Economisch Belang). “Deze evaluatie laat zien, dat de scheidingsoperatie in ruim voldoende mate gelukt is”, stelt onderzoeker Peter Veld.

De corporaties konden kiezen uit verschillende scheidingsvormen. Veld: “Van alle corporaties heeft 96 procent gekozen voor administratieve scheiding of viel onder het verlicht regime. In die gevallen vallen DAEB en niet-DAEB onder dezelfde toegelaten instelling.” Peter Veld geeft aan dat de bereidheid om mee te werken groots was. “En in alle gesprekken bleek, ondanks de ook aanwezige verschillen in opvatting en verschillen in appreciatie van nut en noodzaak van de scheidingsoperatie, altijd grote betrokkenheid bij het belang van de volkshuisvesting.”

Voorzitters RvC

Aan het onderzoek hebben veel voorzitters van Raden van Commissarissen meegedaan die actief zijn bij een woningcorporatie. Daarnaast zijn de onderzoeksgegevens tot stand gekomen na gespreken met onder meer gemeenten, Aw, BZK, Aedes, Woonbond, VNG, VTW, WSW.

Scheiding geslaagd

Het algemeen oordeel is dat de operatie scheiding DAEB en niet-DAEB op ruim voldoende wijze is gerealiseerd. Dit resultaat zal bijdragen aan herstel van vertrouwen in de woningcorporaties. De doeltreffendheid is goed en de legitimiteit is ruim voldoende.

De doelmatigheid van het scheidingsproces is onvoldoende. Voor de structurele situatie zijn er meerkosten waartegenover baten staan.

Het staatssteunrisico is verder verkleind en de kerntaken zijn helderder gedefinieerd. De administratieve lasten zijn tijdelijk fors gestegen en –zij het in mindere mate structureel toegenomen. Het draagvlak voor de operatie is gedurende het proces gegroeid.
Het level playing field is verbeterd. Het toezicht is versterkt, taken en verantwoordelijkheden zijn duidelijker omschreven en uitgeprobeerd. De rol van gemeenten en huurdersorganisaties en daarmee de toetsing aan het lokale beleid is versterkt en met een verbeterd inzicht in hun bezit hebben de woningcorporaties een basis gelegd voor toekomstig investeringsbeslissingen in DAEB en niet-DAEB.

Over de effecten kunnen nog geen harde conclusies worden getrokken aangezien de scheidingsoperatie pas net achter de rug is. Wel kan worden geconcludeerd dat nu vooral geïnvesteerd moet gaan worden in het positief benutten van de nu gecreëerde segmentering van het bezit van woningcorporaties. Daarbij zijn enige risico’s en aandachtspunten in de evaluatie aan het daglicht gekomen.

Risico’s en aandachtspunten voor de toekomst

De volgende risico’s en aandachtspunten voor nu en later zijn geïdentificeerd:

  • De toekomstbestendigheid van niet-DAEB. Door de focus op realisatie van een tijdige scheiding van DAEB en niet-DAEB zijn de corporaties niet of onvoldoende toegekomen aan de vraag wat daar vervolgens mee te doen.
  • De benutting van de investeringsruimte voor toekomstige uitdagingen. Door de gunstige cash flow is een relatief onevenredig groot deel van de totale investeringsruimte, terechtgekomen bij niet-DAEB. De benutting van die ruimte is van belang voor het op peil houden van de totale investeringen.
  • De kosten van de Woningwet 2015 en hoe die terug te dringen. Zowel technische als beleidsmaatregelen zullen nodig zijn om de opgetreden kostenstijging terug te dringen.
  • De adaptiviteit van het toezicht van de Aw. De Aw zal naast toezicht op onderwerpen waarop het in het verleden mis ging en waar kaders en uitgangspunten voor zijn opgesteld (‘rule based’) ook actueel markttoezicht moeten houden en daar, indien nodig, ook stelling over innemen.
  • Geleerde lessen benutten. Zorg voor voldoende expertise, duidelijkheid en tijd om ingrijpende beleidskeuzes uit te voeren. Voer voor de start van een verandertraject altijd eerst een uitvoeringstoets uit.