Toezicht is topsport. Commissarissen dragen de eindverantwoordelijkheid voor een duurzaam presterende organisatie. Dat vraagt om een topfitte Raad van Commissarissen en Raad van Bestuur, die samen het goede voorbeeld geven aan de rest van de organisatie. Philippe Smit, vennoot van Custom Management Interim Directeuren, in gesprek met oud-schaatser en meervoudig Olympisch kampioen Jochem Uytdehaage en Fit20-oprichter Walter Vendel over het belang van vitaliteit: in de boardroom én op de werkvloer.

Commissarissen zijn verantwoordelijk voor het veiligstellen van de continuïteit, zowel van de leiding als van de organisatie zelf. Die continuïteit wordt ernstig bedreigd als de CEO plotseling wegvalt door ziekte of burn-out, of een niet-fit bestuur op halve kracht functioneert. Of wanneer de verzuimcijfers van de organisatie door het plafond schieten, doordat medewerkers gebukt gaan onder stress en een te hoge werkdruk, een zittend bestaan lijden, geen tijd hebben om fatsoenlijk te lunchen, of er in de kantine alleen een vette hap te vinden is.

Niet langer bovenop de bal

Die continuïteitsproblemen kunnen bedrijven uiteindelijk op het randje van de afgrond brengen. Philippe Smit, vennoot van Custom Management Interim Directeuren, wordt in zijn interim-praktijk geregeld geconfronteerd met crises bij bedrijven, die mede zijn te herleiden tot een letterlijk ongezonde cultuur in de boardroom en op de werkvloer. ‘Organisaties met een hoog verzuim en niet-fitte, suboptimaal presterende medewerkers zien de productiviteit afnemen en de capaciteitsproblemen toenemen’, aldus Smit. ‘Maar het probleem begint vaak al in de top van de organisatie. Een suboptimaal functionerend bestuur zit niet langer bovenop de bal in een hoog competitieve omgeving, neemt minder goede beslissingen en laat zich gemakkelijker de regie over de organisatie uit handen glippen. En wanneer een CEO plotseling uit- of wegvalt door problemen met de fysieke of geestelijke gezondheid, kan de organisatie zelfs stuurloos raken.’

Vitaliteit moet hoger op de agenda

Om de continuïteit te waarborgen, moeten commissarissen het thema vitaliteit dus hoger op de agenda zetten en bij het bestuur aandringen op meer aandacht daarvoor, stelt Smit. Maar waar moeten toezichthouders op letten? Daarover ging Smit in gesprek met twee experts uit zijn netwerk. Allereerst oud-schaatser Jochem Uytdehaage. In 2002 won hij Olympisch goud op de afstanden 5 én 10 kilometer. Daarnaast is hij tweevoudig Europees- en Wereldkampioen. Tegenwoordig deelt Uytdehaage zijn kennis op het gebied van vitaliteit en duurzaam presteren en is hij coach en trainer op dat gebied.

Verder is Uytdehaage oprichter van de Stichting Sporttop, die jonge sporttalenten ondersteunt bij hun weg naar de top. Smit is voorzitter van Sporttop. Hij is ook commissaris bij Fit20: een snelgroeiende franchiseorganisatie met inmiddels meer dan 140 fitnesscentra in 8 landen, waaronder twaalf in-company studio’s bij grote organisaties als Ahold, PwC, Randstad en Siemens. Volgens Fit20 volstaat een korte, intensieve krachttraining van 20 minuten per week om na drie maanden fit te zijn en te blijven, zonder te transpireren. De training vindt plaats in een koele ruimte, dus omkleden en douchen is niet nodig. Oprichter Walter Vendel heeft net als Uytdehaage een uitgesproken visie op vitaliteit.

Waarom is vitaliteit in de top en op de werkvloer zo belangrijk voor bedrijven?
Jochem Uytdehaage: ‘Vitaliteit is direct gerelateerd aan de performance van bedrijven. Als je goed voor jezelf zorgt en fit bent, dan presteer je beter, blijkt uit allerlei onderzoeken. Dan ben je blijer, positiever ingesteld en productiever. Dat geldt voor mensen, maar ook voor bedrijven. Investeren in vitaliteit is dus belangrijk, zowel in die van jezelf als in die van de organisatie. Zeker in de huidige tijd, waarin ontwikkelingen steeds sneller gaan en millennials hun weg naar de top inzetten. Die moet je als senior manager, bestuurder of commissaris wel kunnen bijhouden. Een organisatie die zich actief bezighoudt met vitaliteit, onderscheidt zich bovendien positief op de arbeidsmarkt en kan daardoor gemakkelijker talent binnenhalen. Mensen werken liever voor een bedrijf dat energie uitstraalt.’

Walter Vendel: ‘Investeren in vitaliteit kan ook de risico’s van de uitval van medewerkers terugbrengen. De directie van Yokogawa, waar we onze eerste inpandige studio plaatsten, realiseerde zich dat ze hun medewerkers moesten gaan faciliteren om fit te blijven, omdat mensen de hele dag achter hun pc zitten en weinig beweging krijgen. We hebben in Nederland natuurlijk ook te maken met vergrijzing. Bij Siemens bijvoorbeeld is de gemiddelde leeftijd van medewerkers vijftig jaar en dat stijgt nog steeds. Het is dus belangrijk om mensen duurzaam inzetbaar te houden. En Ahold bijvoorbeeld heeft zich ten doel gesteld om medewerkers gezond hun pensioenleeftijd te laten bereiken, zodat ze ook na hun werkende bestaan nog in staat zijn om te genieten van het leven. Bij jongeren zie je juist vroeg in hun carrière het risico van een burn-out toenemen: millennials bijvoorbeeld gaan vaak gebukt onder FOMO – fear of missing out – mede veroorzaakt door de druk van social media.’

Staat het thema al hoog genoeg op de agenda in de gemiddelde Nederlandse boardroom?
Vendel: ‘Het bewustzijn van en de interesse in vitaliteit neemt toe, maar de daadwerkelijke implementatie van een vitaliteitsbeleid blijft vaak nog achterwege of verloopt moeizaam. Bedrijven zien het nog te vaak als een kostenpost, terwijl de kosten van uitval van medewerkers tien keer hoger zijn dan de investeringen in preventie. Of ze zien het puur als secondaire arbeidsvoorwaarde in een goed draaiende economie en krappe arbeidersmarkt, terwijl het moet worden verankerd in de basis, als onderdeel van het primaire proces. Er is dus een mindshift nodig: vitaliteit moet meer worden gezien als een langetermijninvestering. Directies moeten minder op hun spreadsheet sturen en meer op de mens.’

Uytdehaage: ‘Ja, bedrijven beknibbelen nog te vaak op uitgaven om hun mensen fitter te houden, terwijl ze juist daarmee verzuim en uitval – de grootste kostenposten voor veel bedrijven – kunnen terugbrengen. Eén burn-out binnen een groep van tachtig medewerkers voorkomen en je hebt de kosten voor een basisprogramma er al uit. Het belang van vitaliteit wordt overigens wel steeds meer gezien in de bestuurskamers, dat is ook mijn ervaring. Maar er wordt al snel gedacht dat je er bent als mensen meer bewegen. Terwijl aandacht voor vitaliteit veel verder moet gaan dan alleen dat. Het gaat om een andere levensstijl. Je hebt het daarbij ook over zaken als gezonde voeding, minder drinken, voldoende slaap en een betere work/life-balance. Dat laatste vraagt weer om een gezonde cultuur in het bedrijf. Als een medewerker wat eerder weggaat van het werk en een collega vraagt sarcastisch of hij of zij een vrije dag heeft, dan is er sprake van een zieke cultuur. Het vitaliteitsbeleid mag dus niet te eenzijdig worden ingevuld, of een lege huls zijn: alleen in woord worden beleden en niet in daad.’

Vendel, instemmend knikkend: ‘Het hoeft ook geen groots en meeslepend programma te zijn, want dat soort projecten sterft meestal in schoonheid. Het is effectiever om met kleine stapjes het gedrag te veranderen: meer beweging, gezondere voeding, meer rust. Gezondheid wordt immers voor negentig procent bepaald door levensstijl.’

Jullie komen beiden geregeld over de vloer bij bedrijven. Hoe fit zijn bestuurders en commissarissen zelf?
Vendel: ‘De meeste mensen vinden sport net zo vervelend als een blauwe envelop. Zo’n 15 procent van de Nederlanders sport in een fitnesscentrum, de andere 85 procent dus niet. Ook in de Nederlandse boardrooms wordt vaak te weinig gesport, terwijl veel bestuurders en commissarissen zich in de tweede helft of zelfs aan het einde van hun carrière bevinden en daarmee vaak op leeftijd zijn. Vanaf je 25e levensjaar neemt je lichamelijke kracht met gemiddeld één procent per jaar af, als je niet traint. Vooral de generatie 40+ moet dus aandacht aan de conditie besteden om goed te kunnen blijven functioneren. Als je aan je fysieke kracht werkt, komt dat ook ten goede aan je mentale focus.’

Uytdehaage: ‘Je moet je eigen energiemanager zijn om je organisatie goed te kunnen leiden. Om goed te presteren en duurzaam inzetbaar te blijven, moeten al je vier batterijen goed geladen zijn: niet alleen fysiek en mentaal, maar ook spiritueel en emotioneel, zowel privé als in je werk. Als schaatser was ik vooral gericht op de eerste twee batterijen. Je hebt een helder doel voor ogen: hard rijden en winnen, je állerbeste rit rijden. Ik trainde keihard, bereidde me mentaal goed voor, maar ik was alleen maar bezig met schaatsen. Er was geen sprake meer van een goede balans tussen sport en mijn privéleven. Ik vergat dat ik niet alleen schaatser was, maar ook de vriend van mijn partner, de zoon van mijn ouders. Met een goede work/life-balance en zingeving, ben je gelukkiger en kun je je vol overgave aan je werk wijden, waardoor je beter én duurzamer presteert. Achteraf gezien, ben ik te vroeg gestopt met schaatsen. Als ik eerder de essentie van duurzaam presteren had begrepen, weet ik zeker dat ik nog vele jaren succesvol had kunnen meedraaien in de internationale schaatssport.’

Welke les houdt dat in voor de top van bedrijven?
Uytdehaage: ‘Er moet een goede balans zijn tussen inspanning en ontspanning. Ik hoor bestuurders en commissarissen soms zeggen: ‘Ik zie mijn kinderen of mijn kleinkinderen te weinig.’ Dat ondermijnt de persoonlijke energievoorraad. Er moet ook een goede relatie zijn tussen presteren en herstel. Mensen gaan vaak maar door, ze vergeten stil te staan bij wat ze hebben bereikt en herstelmomenten in te bouwen voor de volgende uitdaging. Ga eens een keer vroeg naar bed, loop een keer lekker door het bos. Zelf heb ik net even heerlijk met de hond gelopen. Daar geniet ik van, dat vind ik echt een cadeautje. En zo kom je soms ook ineens op een goed idee.’

Commissarissen moeten bestuurders dus vaker aanspreken op hun persoonlijke energiemanagement en vitaliteit, om ze duurzaam inzetbaar te houden?
Uytdehaage: ‘Commissarissen kunnen een bijdrage leveren aan de bewustwording van bestuurders en hun een spiegel voorhouden. Maar dan moeten ze eerst zélf in de spiegel kijken: hoe is het gesteld met hun eigen fitheid en geven ze het bestuur en de organisatie wel het goede voorbeeld? Als je er als toezichthouder niet zelf een gezonde levensstijl op nahoudt, dan kun je bestuurders daar moeilijk op aanspreken. Dan heb je een geloofwaardigheidsprobleem.’

Vendel: ‘Commissarissen moeten het goede voorbeeld geven, ja. Vervolgens kunnen ze hun bestuurders ook weer aanspreken op die voorbeeldfunctie. Bij Randstad sporten de leden van de raad van bestuur zelf ook in de inpandige studio. Lachend: ‘Ze sporten vaak samen. Dan zie je een gezonde competitie.’

Uytdehaage: ‘Als bestuurders en ook commissarissen regelmatig hun gezicht laten zien in de fitnessruimte of bij buitenactiviteiten en naast de medewerkers aan hun conditie werken, heeft dat ook nog een ander voordeel: je hoort sneller wat er op de werkvloer speelt.’

‘Meer aandacht voor vitaliteit draagt dus belangrijk bij aan het veiligstellen van de continuïteit van de onderneming’, besluit Philippe Smit het gesprek, in zijn hoedanigheid van vennoot van Custom Management. ‘Daar ligt een mooie rol voor de toezichthouders van Nederlandse bedrijven.’

Met speciale dank aan Nationaal Register