Welke betekenis heeft de term ‘langetermijnwaardecreatie’? Onduidelijkheid alom. Hoogleraar en commissaris Mijntje Lückerath-Rovers geeft aan dat commissarissen en bestuurders zichzelf duidelijkheid moeten verschaffen. ‘Waar ben je als commissaris of bestuurder bereid in te leveren?’
Langetermijnwaardecreatie is een hype in corporate-land. Mijntje Lückerath-Rovers, hoogleraar corporate goverance aan Tilburg University, schrijft in het FD echter dat de betekenis ambigu is: iedereen heeft het erover, maar lijkt niet te weten waarover. ‘De corporate governance code schrijft niet voor wat langetermijnwaardecreatie precies is en hoe je deze bepaalt. Dat moeten commissarissen en bestuurders van iedere onderneming zelf definiëren, er bestaat geen ‘one size fits all’. We moeten het begrip eerst expliciet maken.’
Zie ook: ‘Als commissaris moet je goed nadenken over je vraag’
Volgens Lückerath-Rovers moeten commissarissen onderscheid maken tussen vier kwadranten:
- Interne economische waardecreatie
Toegevoegde financiële waarde in de eigen bedrijfsvoering - Externe economische waardecreatie
Toegevoegde financiële waarde dankzij de interne creatie, zoals aandeelhoudersrendement - Interne sociale waardecreatie
Bijvoorbeeld gericht op werknemers - Externe sociale waardecreatie
Bijvoorbeeld maatschappelijke onderwerpen
Commissarissen en bestuurders moeten regelmatig afwegingen maken tussen deze kwadranten. Volgens de commissaris van onder meer ASN, Achmea en KNGF Geleidehonden heeft niet iedere commissaris deze afweging bovenaan het prioriteitenlijstje. ‘Deze prioriteiten kunnen onderling verschillen doordat iedereen, bewust of onbewust, een persoonlijke voorkeur en perspectief heeft, gevormd door eigen ervaringen en interesses. Zo zal een commissaris met een carrière in private equity wellicht de waardecreatie voor de aandeelhouder zwaar laten meetellen, terwijl een voormalig FNV-bestuurder als commissaris meer oog heeft voor waardecreatie voor de werknemers.’
De prijs van langetermijnwaardecreatie
De discussie van voorkeuren en prioriteiten is volgens de hoogleraar cruciaal. ‘Waar ben je als commissaris of bestuurder bereid in te leveren binnen de gestelde vier kwadranten van waardecreatie? En wat moet er kost wat kost overeind blijven staan? Wat hierbij helpt – en het lijkt misschien een kinderachtige oefening – is als iedere commissaris of bestuurder eerst zelf zijn of haar vier kwadranten invult. Bij vergelijking van de resultaten zal dan al snel duidelijk worden hoeveel verschillende opvattingen er naast elkaar bestaan, en hoe vaag het begrip langetermijnwaardecreatie is gedefinieerd.’