Het btw-ondernemerschap van commissarissen staat ter discussie. Is actie vereist?

Het Hof Den Bosch stelde onlangs een prejudiciële vraag aan het Hof van Justitie (HvJ) over het btw-ondernemerschap van commissarissen: wanneer een commissaris zijn werkzaamheden voldoende zelfstandig uitoefent om te kunnen kwalificeren als btw-ondernemer. Het antwoord op deze prejudiciële vraag heeft mogelijk verstrekkende gevolgen hebben voor het btw-ondernemerschap van commissarissen.

Tot 1 januari 2013 werden commissarissen die maximaal vier commissariaten vervulden, niet aangemerkt als btw-ondernemer. De Europese Commissie ziet het werk van een commissaris als een economische activiteit voor de omzetbelasting. De EC heeft Nederland daarom verzocht om de goedkeuring in te trekken, wat de Nederlandse overheid vervolgens deed.

Situatie per commissaris beoordelen

Frans Weekers, de toenmalige staatssecretaris van Financiën, besloot dat per 1 januari 2013 moet worden beoordeeld in hoeverre elk commissariaat afzonderlijk als economische activiteit moet worden beschouwd die aan btw is onderworpen. Het uitvoeren van één secretariaat al kan leiden tot btw-ondernemerschap. Met de kanttekening dat per geval beoordeeld dient te worden of sprake is van een economische activiteit die zelfstandig wordt uitgeoefend. In de praktijk moeten veel commissarissen btw in rekening brengen over hun bezoldiging. Bij bijvoorbeeld een zorginstelling is de btw niet (geheel) aftrekbaar.

Belastingexperts Marco Beerens en Erik Bakx (BDO) menen dat het antwoord van het Hof Den Bosch ingrijpende gevolgen kan hebben. ‘In de zaak van het Hof Den Bosch is het de vraag in hoeverre een lid van de Raad van Commissarissen van een stichting, zonder verdere nevenfuncties, zelfstandig een economische activiteit verricht voor de btw. Tussen partijen is niet in geschil dat belanghebbende als commissaris een economische activiteit verricht.’

Zelfstandig

Volgens Beerens en Bakx is er onduidelijkheid over het begrip ‘zelfstandig’. ‘Wat betreft de uitleg c.q. invulling van de tweede voorwaarde ‘zelfstandig’ oordeelt Hof Den Bosch dat hierover zoveel twijfel bestaat dat zij zich moet wenden tot het HvJ met een prejudiciële vraag. Leidt het feit dat de Raad van Commissarissen de bezoldigings- en arbeidsvoorwaarden gezamenlijk (de Raad van Commissarissen bestaat uit drie personen) vaststellen tot de conclusie dat geen sprake is van zelfstandigheid waardoor de commissaris niet kwalificeert als btw-ondernemer?’

Hof Den Bosch wil volgens het tweetal duidelijkheid verkrijgen over de vraag wanneer een commissaris voldoende zelfstandig handelt om te kunnen spreken van ondernemerschap voor de btw. ‘Afhankelijk van de beantwoording van het HvJ zal de huidige handelwijze met betrekking tot het btw-ondernemerschap van commissarissen mogelijk wijzigen.’

‘Nog geen actie vereist’

Wat is de volgende stap? Bakx en Beerens: ‘Voor nu is het afwachten welke uitleg het HvJ geeft aan de voorwaarde ‘zelfstandig’. In sommige gevallen kan het als commissaris of toezichthouder gunstig zijn om bezwaar te maken tegen de eigen btw-aangiften met het verzoek om deze bezwaren aan te houden totdat het HvJ de vraag heeft beantwoord. Zodoende worden de rechten om eventueel onterecht afgedragen btw terug te vorderen, veilig gesteld. Veel commissarissen en toezichthouders maken ook gebruik van de kleine ondernemersregeling en hoeven in dat kader al geen btw te voldoen. In dat geval is vooralsnog geen actie vereist. Wij merken hierbij nog op dat is aangekondigd dat de kleine ondernemersregeling vanaf 2020 wordt gewijzigd. Op dit moment wordt een vermindering verleend aan natuurlijke personen wiens jaarlijks verschuldigde btw-bedrag minder is € 1.883 per jaar. In de nieuwe regeling geldt tot een bepaalde omzet een vrijstelling die van toepassing is op alle btw-ondernemers (dus niet enkel natuurlijke personen). De hoogte van de omzetdrempel is nog niet vastgesteld.’